Mercuriale

Over vertrouwen als bouwsteen van een Legitieme Justitie

Rede uitgesproken door Ria Mortier, eerste advocaat-generaal bij het Hof van Cassatie, op de plechtige openingszitting van 1 september 2021[1]

Bij de plechtige openingszitting van het Hof van Cassatie op 1 september 2021 heeft de eerste advocaat-generaal, mevrouw Ria Mortier, als thema van haar mercuriale gekozen voor "Vertrouwen als bouwsteen van een Legitieme Justitie".

De eerste advocaat-generaal vertrekt hierbij van een concreet nieuwsbericht waarbij de media zeer kritisch waren over de rechterlijke macht, om dan na te gaan hoe het komt dat zo vaak kritiek wordt geuit op de werking van justitie, ook door de burger, en te onderzoeken hoe de nog steeds bestaande kloof tussen justitie en de burger kan worden overbrugd.

De premisse waarop haar analyse berust, is eenvoudig: het bestaan van gezag is essentieel voor de goede werking van een geordende samenleving. Dit gezag moet, in de context van de rechterlijke macht, de vorm van legitimiteit aannemen. Zij wordt dus niet gekenmerkt door een vorm van blinde gehoorzaamheid, maar door de individuele perceptie dat "deze instelling die regels en wetten oplegt ook het recht en de erkenning heeft om het naleven van die regels te eisen zodat mensen meer geneigd zijn de nadien genomen beslissingen na te leven".

Het is een feit dat justitie vaak wordt bekritiseerd: voor sommigen is zij te laks, voor anderen is zij te traag, te duur of te ver verwijderd van de zorgen van de burgers. Justitie wordt soms verkeerd begrepen omdat de taal te ingewikkeld is. Zij is onderhevig aan, vaak gemakkelijke, kritiek, vooral op sociale netwerken of in lezersbrieven.

Op basis van deze vaststelling van wantrouwen, of zelfs argwaan, jegens de rechterlijke macht stelt eerste advocaat-generaal Mortier een meer "cliëntgerichte" benadering en meer transparantie bij de rechtsprekende macht voor.

Een efficiënt rechtssysteem is een systeem waarin de burger vertrouwen kan hebben. Het rechtssysteem moet daarom evident rekening houden met de mensen die er een beroep op doen. De rechter aan wie een geschil ter beslechting wordt voorgelegd, moet doen blijken dat hij het probleem van de partijen begrijpt en idealiter geeft hij hieraan niet enkel een juridisch correcte maar ook een menselijk goede oplossing, zodat het conflict dat achter het geschil schuilgaat, opgelost wordt en partijen verder kunnen met elkaar en met hun leven. Een beslissing waarin wordt gesteld dat de ene partij gelijk heeft en de andere partij ongelijk heeft, zonder enige verantwoording hoe tot deze oplossing werd gekomen - en dergelijke beslissingen bestaan helaas - zijn nefast voor het legitiem vertrouwen dat de burger in justitie moet kunnen hebben.

Ten slotte gaat zij in op de vraag naar het vermogen van het Hof van Cassatie om deze dubbele doelstelling van "cliëntgerichtheid" en transparantie te bereiken. Zij doet dit met een pleidooi aan haar collega's dat het Hof van Cassatie, verre van geïsoleerd te blijven in zijn ivoren toren aan de top van de juridische piramide, zich ten volle bewust moet zijn van zijn maatschappelijke rol en er in zijn beslissingen weliswaar voldoende aandacht moeten gaan naar de eenheid van het recht en de ontwikkeling van het recht, maar dat daarnaast de rechtsbescherming van het individu en de groep niet mag worden verwaarloosd. Zij eindigt met een oproep aan de samenleving tot "een herijkte burger- en gemeenschapszin van zowel de beroepsbeoefenaars als van de niet-juristen" waarbij men zich ten aanzien van Justitie hoedt voor "ongenuanceerde beoordelingen waardoor ten onrechte onrust en wantrouwen wordt aangewakkerd".

[1]De integrale tekst van de openingsrede is terug te vinden hier.